Cler. Luik, I. 1515-1516 (1505-1518) Den Bosch Heer Jacob van Esch, Essch, was een zoon van heer Henrick van Esch (nr.117) en een broer van Jaspar van Esch (nr.118). Hij wordt in de Oirschotse schepenprotocollen vermeld tussen 1481 en 1506. In 1499 reisde hij - mogelijk in opdracht van zijn vader die toen plaatsvervangend rentmeester van de abdij van Echternach was - naar Holland. Te Gorinchem werd hij op verzoek van meester Thomas Quitrijn, koopman en poorter van die stad, gearresteerd. Het was in deze tijd niet ongebruikelijk dat inwoners van Den Bosch en de Meierij elders werden vastgezet in verband met de grote schulden die Den Bosch en Meierij door de oorlogslasten hadden opgebouwd. Pas toen een andere inwoner van Gorinchem en twee inwoners van Den Bosch zijn borgtocht hadden betaald werd heer Jacop vrijgelaten. Zijn vader beloofde op 14 november 1499 dat hij de vrijkopers schadeloos zou stellen. Heer Jacop werd niet lang daarna tot priester gewijd en op 28 juni 1505 werd hij op voordracht van de hertog ontvangen als kanunnik van de Bossche St.Jan. In 1515 en 1516 fungeerde hij op verzoek van de deken van die kerk, heer Alart Baliaert, ook enkele malen als openbaar notaris. Zo beoorkondde hij op 26 december 1515 in diens woonhuis een volmachtverlening door heer Coenraet van Malsen, regulier kanunnik van Berne. Deze machtigde toen een aantal personen om zich namens hem te laten installeren als rector van de kerk van Heeswijk. Heer Jacop zelf voerde de installatie op 31 december 1515 te Heeswijk uit. Verder liet hij een akte van 5 december 1516 ingrosseren door Jan Bax (nr.27). 1) Net als zijn vader en broer stond ook heer Jacop in dienst van de abdij van Echternach. Zoals blijkt uit een kostendeclaratie die zich in het archief van dit klooster bevindt reisde hij in juni 1516 als gevolmachtigde van de abt per wagen naar het Land van Kleef om daar alsnog bepaalde gelden te innen die door de plaatselijke rentmeesters van de abdij, jonkheer Dirck van Munster en jonkvrouw Aleyt Prick, weduwe van Herman Prick, veronachtzaamd waren: "In den jaren unsers herrn XVc in junio ist herr Jacob von Esch gereist int Lant von Cleve, tot Zancten, Eymerick, Cleve, Rynaren, Kelle etc., umb die renten zu recupereren die by inadvertencie der rentmeysteren waren verloren, und ist also ouss gewest vi tagen ... ." De reiskosten bedroegen 22 gulden en 6 stuiver. Het jaar daarop reisde hij weer naar Rindern (Rinaren) in het Land van Kleef waar hij op 22 oktober ten overstaan van een onbekende notaris een regeling trof met jonkvrouw Aleyt Prick over de betaling van achterstallige huur uit goederen van de abdij gelegen bij Kleef. Zij beloofde deze huur op 24 juni 1518 in Den Bosch aan heer Jacop te zullen overhandigen. Ze werd als rentmeester vervangen door Clemens de Monreall die gedurende de volgende drie jaar dezelfde goederen zou beheren en de huursom ieder jaar eveneens in Den Bosch zou komen overhandigen. 2)
Heer Jacop woonde in 1516 aan de Papenhuls. In het begin van 1518 trok hij op verzoek van meester Willem van Enckenvoirt, de latere kardinaal (zie nr.112), in één van diens huizen in Den Bosch. Hij had Van Enckevoirts belangen onder meer behartigd bij de verwerving van de dekenij van de Dom van Utrecht. Heer Jacop overleed op 15 oktober 1518 en werd begraven bij het H.Geestaltaar in de St.Jan. Zijn plaats in het kapittel werd vijf dagen later op voordracht van de hertog ingenomen door Jan van Aerken, secretaris van de hertog van Kleef. Meester Willem van Enckenvoirt verzocht na heer Jacops dood aan zijn zwager Gerardt Michiels om een taxatie te maken van de uitgaven die heer Jacop in zijn huis - zowel aan het huis zelf als anderszins - had besteed. Hij wilde deze uitgaven geheel vergoeden aan diens erfgenamen. Blijkbaar beschouwde hij hem als een goede vriend want hij schreef ook: "Syn doet is my van herten leet." Een andere Jacobus de Esch trad op 19 november 1471 te Echternach op als notaris (cler. Trier). Hij zal zijn naam hebben ontleend aan het Luxemburgse Esch-sur-Sûre of Esch-sur-Alzette en had vanaf 9 april 1467 als dominus Jacobus Matthie de Esche uit het bisdom Trier canoniek recht gestudeerd in Leuven. 3)
|
Noten | |
1. | Van Esch, "Genealogie Van Esch te Oirschot", 28; GAH, RA 1268, fo.213r (14 nov.1499); AAB II, hs. Kievits, p.18; Schutjes, Geschiedenis, IV 248; Bijlage II 120.1, 120.2, 120.3. |
2. | RALUX, AGL A.XXIX.20, fo.93v (juni 1516), fo.94r (22 okt.1517). |
3. | Bijlage II 120.3; Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 16, 17, 22; APB, St.Jan II, obituarium, p.301; AAB II, hs. Kievits, p.301; RALUX, AGL, A.XXIX.19, fo.14r-16r (19 nov.1471); Wils, Matricule, II 185 nr.36. |